
Jurisprudentie
AO1973
Datum uitspraak2004-01-21
Datum gepubliceerd2004-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304632/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200304632/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 13 juni 2003, kenmerk 202.0097, heeft verweerder aan “HSB Vastgoed Holding” krachtens artikel 1, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren een vergunning onder voorschriften verleend voor het in oppervlaktewater brengen van verzilt water, afkomstig uit zeezand dat wordt gebracht op de percelen grond in de gemeente Waterland, kadastraal bekend sectie C, nummer 1363, 1243 en 1052 (ged.). Het besluit is op 20 juni 2003 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200304632/1.
Datum uitspraak: 21 januari 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2003, kenmerk 202.0097, heeft verweerder aan “HSB Vastgoed Holding” krachtens artikel 1, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren een vergunning onder voorschriften verleend voor het in oppervlaktewater brengen van verzilt water, afkomstig uit zeezand dat wordt gebracht op de percelen grond in de gemeente Waterland, kadastraal bekend sectie C, nummer 1363, 1243 en 1052 (ged.). Het besluit is op 20 juni 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 27 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2003, en appellant sub 2 bij brief van 11 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 21 oktober 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2003. Daar zijn verschenen [apppellanten]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door J. Langenberg en ing. R.A. Akkermans, ambtenaren van het hoogheemraadschap.
2. Overwegingen
2.1. Het bestreden besluit van 13 juni 2003 is geschorst bij uitspraak van de Voorzitter van 27 oktober 2003, no. 200304632/4. Daarom mocht van die datum af geen gebruik worden gemaakt van de vergunning. Blijkens de stukken, bevestigd ter zitting, staat verder vast dat tot die datum geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Ingevolge vergunningvoorschrift 10 expireert de vergunning op 31 december 2003. Dit betekent dat van het besluit geen gebruik meer kan worden gemaakt.
2.2. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van appellanten op dit moment niet meer behoeft of kan dienen om te bereiken wat zij met het instellen daarvan hebben beoogd. Aangezien ook overigens, na bespreking ter zitting, niet is gebleken dat zij nog een rechtens te respecteren belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van processueel belang.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2003
157.